Amerikanen in Amman
Door: Danni
Blijf op de hoogte en volg Daantje
29 November 2013 | Israel, Haifa
Bij de grensoversteek moesten we 105 shekel betalen om Israël te kunnen verlaten en onze shekels wisselen voor de Jordaanse Dinar. Toen bleek dat er een bus zou komen die iedereen vanaf de grens naar Jordanië neemt. We wachtten ruim een uur tot die bus eindelijk kwam. We verveelden ons en de Amerikanen begonnen foto’s te maken van elkaar bij het bordje: busstop to Jordan. Dat vond een van de bewakersvrouwtjes maar niks. Ze begon iets in het Hebreeuws te schreeuwen en pas nadat ik 3 keer vroeg: spreekt u Engels? kalmeerde ze en vroeg om onze camera’s om de foto’s te bekijken. Die stelde haar duidelijk teleur en ze ging weer weg. De busrit duurde 5 minuten: er werd een bruggetje overgestoken over de rivier de Jordaan. Toen waren we in Jordanië!
In Jordanië moesten we 14 dinar betalen om het land in te kunnen. Blijkbaar was dé voetbalwedstrijd van het jaar aan de gang: Jordanië tegen Uruguay. Bij de paspoortcontrole was er niemand te bekennen, we hoorden alleen commentaar van de wedstrijd vanuit een achterkamertje. Na een aantal keren te kuchen en te kloppen kwam er dan iemand die vroeg om ons paspoort er 2 seconden naar keek, een stempel zette en weer terug rende. Dan was er nog bagagecontrole. Het was de oudste x-ray machine die ik ooit heb gezien, hij paste nauwelijks in de kamer en er hingen posters op de achtergrond met een paddestoel-rookwolk en een schedel waarop stond in het Engels en Arabisch: Drugs? Straight to Hell! We liepen nu naar een hokje waar we een taxi konden bestellen. Ze hadden afgesproken prijzen naar bepaalde plekken en spraken Engels met ons. Nouja, de Jordaniër spraken vooral tegen mijn mannelijke gezelschap in plaats van tegen mij. We kregen een taxi aangewezen en reden in het donker (het was nu al 7 uur) naar Amman. Ondanks het donker waardoor we niet echt konden zien waar we reden, begrepen we dat onze chauffeur een maniak was die ons elk moment van een ravijn kon storten. We hielden ons stevig vast, ook toen we door dorpjes reden waar de shabaab feestend over de straten liepen vanwege de wedstrijd (later begrepen we dat ze 5-0 verloren hadden). In Amman aangekomen hadden we het adres, maar de chauffeur bleek geen Engels te spreken en Amman helemaal niet te kennen. Hij raakte ernstig gefrustreerd en begon op zijn stoel en raam te bonken. Ik probeerde hem te vertellen in mijn gebrekkige Arabisch dat hij nu kon stoppen en we zelf verder konden. Gelukkig liet hij ons gaan. We belden de nicht van Brandon om ons op te halen en die kwam zo snel als ze kon met haar Amerikaanse auto en bracht ons naar de mooiste wijk van Amman waar de ambassade huizen huurt voor zijn werknemers. Lauren en haar man hebben 3 kinderen en een enorm huis met 5 kamers, elk met badkamer, 2 woonkamers en 2 keukens. Alex, Brandon en ik hadden de hele benedenverdieping voor onszelf. Ik kreeg een kamer met een queensize bed en badkamer dus. We werden meteen gevoerd en kwamen erachter dat het in Jordanië een uur later is dan in Israel.
Donderdag had Lauren een middagplan voor ons gemaakt en ik wilde graag ’s morgens de stad in. We gingen ontbijten in dezelfde mooie wijk van Amman in een restaurant dat een prachtige loungeruimte had met fonteintjes. Ik vond het ontzettend leuk om de Jordaniërs om me heen te bekijken en iets traditioneels Jordaans te bestellen in het Arabisch. Het was allemaal erg lekker. De Amerikanen genoten ook van hun American pancakes en Belgische wafels… Om 12 uur stond dan een taxi voor ons klaar die mij, Alex, Brandon en Aiden naar Jerash bracht. Dat is een archeologisch park een uurtje van Amman vandaan. Het is echt enorm en inclusief theater, tempels, plein, hoofdstraten, winkeltjes, triomfboog, fonteinen, etc gebouwd door de Byzantijnen. Er waren een paar traditioneel geklede bedoeïenen muziek aan het spelen in het theater wat nog steeds gebruikt wordt voor concerten. Onze taxichaffeur wachtte de hele middag op ons en nam ons terug naar Amman toen we er klaar voor waren. Ik vroeg hem of er een markt is in Amman waar we rond konden lopen om wat cultuur op te doen. Hij zei dat er een markt is, maar die is niet zo interessant en alleen open op bepaalde tijden. We besloten daarom samen met Lauren dat we naar een mall zouden gaan om te kijken hoe dat er hier uitziet. We gingen naar de Taj Mall en ik geloofde mijn ogen niet. Het was groter dan de gemiddelde mall in Israel en er was een Starbucks, Prada, Louis Vitton en Swarovski. We zagen mannen in witte thawb (hemd tot aan de enkels) en vrouwen in zwarte burka´s en op dezelfde plek meisjes in tanktop en legging. We dronken koffie bij Starbucks en werden door Lauren weer opgehaald. Zij had voor ons een Thankgiving maaltijd voorbereid. Ze heeft natuurlijk niet zo vaak Amerikanen of familie over de vloer, dus vond dit een goed moment om het te vieren. Ze had stuffing, kip (ze kon geen klakoen vinden), cranberrysaus en zoete aardappelpuree gemaakt met een laagje marshmellows. Dat is blijkbaar typisch voor deze feestdag. We hebben haar ook allemaal bedankt natuurlijk. ’s Avonds heb ik nog geskyped met Amit en Oz (hij was dat weekend thuis!). En toen heerlijk geslapen in mijn queenbed.
Vrijdag stond er om 8 uur al een taxi voor ons klaar. Na een ontbijt dat bestond uit wafels en aardbeien sprongen we in de taxi met onze rugzakken en flessen water: klaar voor een dagje Petra!
De reis duurde 3 uur en we stopten halverwege bij een souvenirwinkeltje met heel veel wc’s. Daar sprong een van de verkopers (een man) bijna bovenop mijn rug met een potje zalf wat echt je huid heel zacht maakte volgens hem en kon nog net “nee! ik wil niet!” in het Arabisch roepen voordat hij mijn hele arm onder had gesmeerd. Daar schrok hij van en hij liep maar weg. Bij Petra liet de taxichauffeur ons zien waar we hem na ons uitstapje konden ontmoeten. Blijkbaar hebben ze bij Petra een nieuw bezoekerscentrum geopend, waardoor je door een stuk of 10 souvenirwinkeltjes moet lopen voordat je bij de ingang komt. Daar vroeg ik hoeveel een plastic vlaggetje koste. 5 dinar elk, zei de verkoper. Ik zei: ik geef je 1 dinar voor elk, maar ik koop er 5! Dat vond hij ook een goede deal. Ik liep met mijn vlaggetjes naar buiten en kwam daar de jongens tegen die elk een kafiya (wit/rood geblokte sjaal) op hun hoofd hadden. Leuk! zie ik, wat kostte dat? Brandon antwoordde: we kregen een goede prijs van de 12-jaarige verkoper! 20 dinar elk! Je bent zo lekker Amerikaans, antwoordde ik maar. Ik probeerde ze nog uit te leggen dat je hier flink kan afdingen. We namen nu ons ritje te paard dat inclusief onze tickets kwam en mijn lonely planet had al gewaarschuwd dat de bedoeïenen die je paard besturen kunnen vragen om een tip, dat kan dat 2-4 dinar zijn. Mijn bedoeïn vroeg inderdaad om een tip en ik wilde hem 3 geven, had alleen een briefje van 5 en vroeg hem om 2 terug. Zegt hij: nee, nee, 5 is normaal. Ik kijk hem aan en zeg: nee, niet waar. Hij keek naar mij, naar de grond en staarde naar de hemel en zei: echt niet? en gaf me 2 dinar terug. Toen de jongens aankwamen was er één die 12 dinar armer was en één die 20 dinar armer was. Alex: ja, hij vroeg om extra tip voor het paard! Ik heb me kapot gelachen.
Ik was blij dat ik er al een keer bij Petra geweest was, want in 1 dag kan je niet alles zien. We renden behoorlijk hard van de treasury naar het klooster, naar het amfittheater en rond de tempels. Brandon maakte ontzettend veel foto’s en we genoten van het uitzicht en de veranderende kleuren van het zand tijdens de ondergaande zon. We strompelden met zere voeten terug naar de uitgang, waar ik 3 paarden voor 15 dinar had geregeld en vooraf betaalde, zodat de jongens niet meer afgezet konden worden. We ontmoetten onze chauffeur en vroegen hem of hij ons naar Cleopetra wilde brengen (tip uit de lonely planet) en mee wilden eten, het was namelijk al best wel laat. Hij weigerde, dus gingen met z’n drieën waar we een open buffet kregen, inclusief koffie en gebak voor 6 dinar. We namen gebak mee voor de chauffeur, maar hij wilde echt niks. Toen we 3 uur later aankwamen in Amman, bedankten we hem hartelijk met een flinke tip. Hij zei: ik doe dit werk al 18 jaar, maar dit was mijn langste dag ooit! (we waren om 8 uur vertrokken en kwamen om 10 uur weer terug)
Zaterdag ochtend had ik een babeltje met de man van Lauren die op de Amerikaanse ambassade werkt en ik vroeg hem wat hij van zijn werk vind en wat hij heeft gestudeerd. Hij vind het erg leuk en wat heeft hij gestudeerd? Midden-Oosten studies! Er is dus inderdaad hoop op een toekomstige baan. Met Lauren en de kinderen gingen we naar de ambassade waar we hebben gebruncht. We kregen Amerikaanse pannenkoekjes en ei met echte spek (dat is heel bijzonder hier in het Midden-Oosten). Ik liep rond met mijn badge: visitor, supervised only in hun souvenirwinkeltje waar ik iets voor Shai heb gekocht. Vervolgens reisde Lauren met haar Amerikaanse wagen met ons door de kleinde straatjes van Amman om haar favoriete plekjes te laten zien. We gingen naar het Soaphouse, waar een geweldig uitzicht op de stad te zien was. We zagen de citadel (waar slechts 4 pilaren nog van overeind staan) en een gezellig uitgaansstraatje. Onderweg zagen we een mix van arm en rijk zoals ik nog nooit gezien heb en overal foto’s van zijne majesteit de koning, dan op een kameel, dan met een zwaard, dan te paard.
Om 2 uur moesten we terug naar Israel. We regelden een taxi en hoopten dat deze chauffeur niet zo erg zou zijn als de eerste. Dat viel gelukkig mee. Hij had eerst zijn eigen radio station opstaan met hippe Arabische muziek met Franse invloeden, toen daarvan alleen nog ruis over was, veranderde hij het naar Galgalatz (een Israëlisch radio station). Hij zong mee met de Engelse liedjes en zette het volume wat hoger tijdens het nieuws en vroeg ons dan wat er nieuw was in Israel. Om Jordanië te verlaten moesten we weer 14 dinar betalen en de procedures waren hetzelfde als de weg erheen. Alleen in Israel duurde alles nu veel langer. Vooral omdat we achter een groep Japanners terecht waren gekomen die een tour door het Midden-Oosten deden en al in Abu Dahbi en Iran waren geweest en nu wensten even Israel in te lopen via Jordanië. Mijn paspoortcontrole ging verbazingwekkend soepel nu het allemaal in het Hebreeuws kan. Het taxihokje aan de Israëlische kant was dicht, het was immers nog shabbat. Hoe alle Japaners en wij nu in Bet She’an moesten komen was nog maar de vraag. Gelukkig had ik het kaartje van de taxi die ons hierheen had gebracht. Hij was bereid ons naar Afula te brengen voor 150 shekel. Vanaf daar namen we de bus naar Haifa. De tweede bus dus, want de 1e kwam nooit opdagen, waardoor de helft van de mensen op het perron niet in de bus gepropt konden worden. Bij mifrats ontmoette ik Oz, die was met de auto gekomen en at met ons, waarna hij Alex en Brandon naar de universiteit bracht en wij reden door naar zijn huis.